Het type is matig gestrekt met weinig hals.
                   De bouw is goed gevuld in de voor en achterhand.
                   Benen fors en niet lang. Een juiste stelling toont de rasadel.
                   Kop is krachtig ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen.
                   Oren zijn stevig van structuur met lepelvormig afgeronde
                   oortoppen met goede beharing en worden V - vormig gedragen.
                   Oorlengte is 11 tot 13 cm, ideaal is 12 cm.
                   Pels is van normale lengte, dicht ingeplant, rijk aan onderhaar
                   en fijn van structuur.
                   Kleurpatroon/uitmonstering; het kleurpatroon bestaat uit de
                   dekkleur, sluier en buikkleur en omvat het gehele lichaam.
                   Onder de buikkleur en sluier word de zwartachtige kleur verstaan
                   welke zich uitstrekt over snuit, oren, borst, onderste gedeelte van
                   de schouders, flanken, achterhand, benen, buik bovenzijde staart.
                   De sluier is vrij van onderbreking, welke vaak aangetroffen wordt,
                   op borst, schouders en dijen onderzijde.
                   Dekkleur is geelbruin. de dekhare zijn zwartachtig gepunt, waardoor
                   een lichtzwarte waas op het aanwezig is.
                   Voetzolen zijn licht (grijsachtig) gekleurd, nagels hoornkleurig.
                   Oogkleur is donkerbruin, snorharen zwartachtig gekleurd.
                   De tussenkleur is geel en strekt zich zoveel mogelijk aan de 
                   haarbasis uit. Grondkleur is creme tot wit.
                   Grondkleur aan buik is Creme.